Uitkering uit uw vennootschap: VVPRbis of liquidatiereserve?

Gepost op

Als je vennootschap winst maakt betaal je hier 25% vennootschapsbelasting op (20% op de eerste €100.000 voor kmo’s als je aan alle voorwaarden voldoet). Na de betaling van de vennootschapsbelasting zit de winst echter nog steeds in de vennootschap en niet in je privévermogen.  

Als je de winst door jouw vennootschap wilt laten uitkeren, dan kan dit via een dividenduitkering. De algemene regel is dat op een dividenduitkering 30% roerende voorheffing verschuldigd is. Via het regime van VVPRbis of de liquidatiereserve kan je deze roerende voorheffing echter naar beneden brengen.   

Uitkering onder het regime van VVPRbis 

Om in aanmerking te komen voor het VVPRbis-regime moet je vennootschap voldoen aan volgende voorwaarden: 

  • Het betreft een kleine vennootschap op het ogenblik van de inbreng (dus niet noodzakelijk meer op het ogenblik van de uitkering); 

  • De inbreng wordt volstort in geld en is ook effectief volstort op het ogenblik van de uitkering; 

  • De oprichting/bijkomende inbreng is gedaan vanaf 1 juli 2013; 

  • De aandelen zijn nog in handen van de persoon dewelke de inbreng heeft gedaan (uitzonderingen mogelijk binnen de familie).  

Als je overgaat tot een uitkering van een dividend onder VVPRbis vanaf het tweede boekjaar volgend op het boekjaar van de inbreng is er 20% roerende voorheffing verschuldigd. Vanaf het derde boekjaar geldt het tarief van 15%. 

De liquidatiereserve 

Ook als je gebruik wenst te maken van de liquidatiereserve moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen: 

  • Het moet opnieuw een kleine vennootschap betreffen. Dit wordt echter elk jaar opnieuw getoetst wanneer de liquidatiereserve wordt aangelegd; 

  • De liquidatiereserve kan enkel worden aangelegd uit de winst van het betrokken boekjaar. Op het ogenblik van de aanleg is onmiddellijk een anticipatieve heffing van 10% verschuldigd.  

Na de aanleg van de liquidatiereserve is er een wachttermijn van vijf jaar waarna de liquidatiereserve kan worden uitgekeerd aan 5% roerende voorheffing.  

Keer je toch binnen de vijf jaar uit dan is 20% roerende voorheffing verschuldigd waardoor je samen met de anticipatieve heffing van 10% opnieuw aan het tarief van 30% zit.  

Wordt de liquidatiereserve uitgekeerd naar aanleiding van de liquidatie van de vennootschap, dan is geen bijkomende roerende voorheffing verschuldigd. 

VVPRbis of liquidatiereserve: wat is aangeraden?  

Als de aandelen waarvoor je een dividend ontvangt van voor 1 juli 2013 dateren, is VVPRbis geen optie en kan je enkel gebruik maken van de liquidatiereserve.  

Een liquidatiereserve kan je echter enkel aanleggen uit de winst van het betrokken boekjaar waardoor je op dat ogenblik meteen moet beslissen. Dit is niet het geval bij VVPRbis aangezien hier alle winsten in aanmerking komen voor uitkering onder het verlaagde tarief in de roerende voorheffing. 

Hierbij is het ook van belang om te weten dat als je later verlies draait, dat je de liquidatiereserve kan kwijtspelen wanneer het verlies hierop wordt aangerekend. De 10% anticipatieve heffing zal je op dat ogenblik niet kunnen terugvorderen en gaat dus definitief verloren.  

Bovendien kan je geen nieuwe liquidatiereserves aanleggen vanaf het ogenblik dat de vennootschap niet langer als klein kwalificeert. Bij VVPRbis wordt deze beoordeling enkel gemaakt op het ogenblik van de inbreng/oprichting, ongeacht de omvang van de vennootschap op het ogenblik van de uitkering.  

Kom je dichter bij het einde van jouw carrière en zal jouw vennootschap naar aanleiding hiervan worden geliquideerd, dan lijkt een liquidatiereserve aangewezen aangezien de inhouding zich dan kan beperken tot de anticipatieve heffing van 10%. 

Of je best voor VVPRbis of een liquidatiereserve kiest, hangt dus af van jouw specifieke situatie. Bespreek dit daarom zeker met jouw accountant.

Blijf up to date!

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang maandelijks de belangrijkste updates!

Bij inschrijving gaat u akkoord met de privacyverklaring.